Rusland en ik: een Nederlander over de Russische volksaardHans Boland is een laureaat van RUS PRIX in verband met zijn fantastische vertaling van gedichten van een klassieke Russische poet Alexander Puschkin. Zijn liefde aan de taal is niet te missen, dit is duidelijk te merken aan de melodie van Nederlandse woorden, die hij gebruikt om Russische ziel aan Nederlandse publiek te laten zien. Toch deelt  de vertaler zijn liefde aan de taal niet met Russische mensen, zo te zien.(Redacteur EH)

Sinds Hans Boland als middelbare scholier Misdaad en straf van Dostojevski las, heeft Rusland altijd een grote aantrekkingskracht op hem uitgeoefend. Inmiddels is hij een gevestigde vertaler van onder meer Poesjkin en Anna Achmatova. Vele jaren woonde en werkte hij op diverse plaatsen in Rusland. Naar aanleiding hiervan schreef hij ook de ‘stadsbiografie’ Sint-Petersburg onderhuids (2003). Zopas is Mijn Russische ziel verschenen, dat op een persoonlijke manier de Russische volksgeest aftast.

De uitgave bevat zowel bespiegelende, essayistische fragmenten als (reis-)anekdotiek. Het is verleidelijk om het boek direct onder de noemer ‘literaire non-fictie’ te plaatsen. Vergelijkingen met El negro en ik van Frank Westerman, de hit van het jaar in dit genre, zijn gemakkelijk te trekken. Beide boeken hebben een autobiografische inslag en zijn tegelijk reisverslag en antropologische zoektocht. In El negro en ik wordt het bindende thema gevormd door de opgezette Afrikaan, in het boek van Hans Boland is het de Russische volksziel.

Waarin komt het typisch Russische van algemeen menselijke gedragingen tot uiting, is de centrale vraag die Boland heeft gekozen. Hij focust hierbij vooral op negatieve karaktertrekken. Allereerst omdat positieve eigenschappen nu eenmaal bij ieder volk wel te ontdekken zijn. Moed, opofferingsgezindheid en spiritualiteit vind je in elk land en elke cultuur terug. Met negatieve kenmerken lopen de mensen minder te koop, terwijl die juist veel interessanter zijn omdat ze veel meer sporen van fantasie vertonen. En Russen hebben er legio, lezen we bij Boland, die uitgebreid aandacht besteedt aan onder andere onbeschoftheid, megalomanie, lafheid en chauvinisme. Aan de hand hiervan probeert hij een objectief beeld te geven van de Russische ziel, waarbij hij generalisaties niet schuwt. Wel geeft hij direct toe: ‘sjablonen zijn altijd bruikbaar, maar nooit dekkend. Ze verhouden zich tot de werkelijkheid als een geraamte tot een levend lichaam.’

In zijn reisreportages doet Boland verslag van zijn ervaringen in een provincieplaatsje (Vologda), in een grote stad (Sint-Petersburg) en van een tocht waarbij hij een groot deel van Europees Rusland doorkruiste. De stukken zijn met een prettige gedrevenheid geschreven, en omdat ook hierin de leidraad nog altijd het Russische volkskarakter is, registreert Boland vooral het gedrag van de mensen die hij ontmoet heeft. Hij vertelt bijvoorbeeld over zijn inspanningen voor de opknapbeurt van de bibliotheek van de vakgroep Scandinavische talen, waartoe ook Nederlands behoort, van de Petersburgse universiteit waar hij een periode in dienst was. Nederland had hier een potje geld beschikbaar voor gesteld, maar zijn Russische collega’s stonden niet bepaald te springen om daarmee gezamenlijk de ruimte eens grondig onder handen te nemen, wat wel ontzettend nodig was. Uiteindelijk heeft Boland de klus vrijwel in zijn eentje geklaard, waar hij nog geen bedankje voor ontving.

Meer dan een objectief ogende visie op de Russische volksaard, is het boek door het grote aanbod van persoonlijke toetsen, een exploratie van Bolands eigen Russische ziel geworden. Niet voor niets begint het, in het hoofdstuk dat ‘Voorgeschiedenis’ heet, met een levendige beschrijving van de impulsen die tot zijn studie Russisch hebben geleid, de studiejaren en zijn eerste confrontaties met echte Russen. Maar als de beschouwingen over dit volk zo negatief uitvallen, vormt het boek dan geen afrekening van de schrijver met het land? Boland lijkt inderdaad helemaal geen liefde voor Rusland te koesteren. Maar dat schijnt voor hem ook geen voorwaarde te zijn om er een hechte band mee te onderhouden. Zijn verhouding met de ex-Sovjet-Unie is eerder gebaseerd op zijn fascinatie voor kenmerken als de geslotenheid en absurditeit van het land.

Hoe persoonlijk getint dit boek ook is, de Russische ziel heeft Boland niet zelf uitgevonden. Hij stelt dat het begrip in de negentiende eeuw door de West-Europeanen is gelanceerd. ‘Het was of Rusland zelf in die jaren werd ontdekt.’ De overkoepelende, fundamentele drijfveer van de Russische geest, die hem tevens zo aanlokkelijk maakt, is het extremisme: ‘Ze [de ziel] wordt heen en weer geslingerd tussen polaire krachten. Ze laveert tussen halve heiligen en niets ontziend gespuis, verovert de wereld of trekt zich in zichzelf terug, schept bovenaardse schoonheid of vernietigt op een verbijsterende schaal. Nooit houdt ze maat.’

We zien deze eigenschap terug in de kunst van grootmeesters als Tolstoj, Dostojevski, Toergenjev, Tsjaikovski en Stravinski, die op veel westerlingen een grote indruk hebben gemaakt. En zo verheft Boland zijn eigen fascinerende en sprekende visie op het fenomeen van de volksaard van de Russen tot iets wat op alle mensen betrekking heeft. Hij eindigt het boek dan ook met een sprankelende en interessante reflectie over enkele Russische woorden voor ‘waarheid’, waarvan de slotzin luidt: ‘Ik stuur mijn geschrift de wereld in met de wens dat het voor eenieder een eigen waarheid bevat.’ Zowel voor degene die er kreten van herkenning bij slaakt, als voor de ander die nooit eerder kennis had gemaakt met het land. Hans Boland voorziet beiden van onderhoudende en tot nadenken stemmende opstellen.

www.recensieweb.nl